Klokkenluiders

Overeenkomstig artikel 15/4 §1 van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie houdende wijziging van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman van 27/04/2023, moet minstens de volgende informatie worden gepubliceerd op de website op een afzonderlijke, gemakkelijk herkenbare en toegankelijke pagina:

Extern kanaal:

Intern kanaal

Wordt momenteel aangeworven door de Human Resources-dienst

  • Vertrouwenspersoon:
    Contactgegevens van het meldpunt, e-mail- en postadressen, telefoonnummers waarop hij/zij te bereiken is : wordt momenteel aangeworven door de HR-dienst
    Met betrekking tot de mogelijke opname van telefoongesprekken [1]
  • Interne auditdienst
    Contactgegevens: wordt momenteel aangeworven door de HR-dienst

———————-

[1] Art. 15§3 GDO 27/04/2023

Gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie houdende wijziging van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman
Wanneer voor het melden, met instemming van de auteur van de melding, een telefoonlijn met gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem met gespreksopname wordt gebruikt, hebben de in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen het recht om de mondelinge melding te registreren op een van de volgende wijzen:
1° door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame, opvraagbare vorm;
2° door een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek, opgesteld door het voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelslid.

Interne openbaarmakingsprocedure

Gelieve voor de interne openbaarmakingsprocedure kennis te nemen van het onderstaande reglement, dat het volgende omvat:

  • 1. de procedures die van toepassing zijn op de melding van veronderstelde integriteitsschendingen, met inbegrip van de eventuele verzoeken aan de auteur van de melding om de gemelde informatie te verduidelijken of om nadere informatie te verstrekken, de termijn voor het geven van feedback alsmede het soort feedback en de inhoud ervan; zie artikelen 7, 8, 11 van het klokkenluidersreglement;
  • 2. de geheimhoudingregels die van toepassing zijn op de meldingen, in het bijzonder de informatie over de verwerking van persoonsgegevens; zie artikel 5 van het klokkenluidersreglement;
  • 3. de aard van de follow-up waarvoor met betrekking tot de meldingen wordt gezorgd; zie artikelen 8 en 11 van het klokkenluidersreglement;
  • 4. de beroepsmogelijkheden en procedures betreffende de bescherming tegen represailles (zie artikel 9 van het reglement) en de mogelijkheid om vertrouwelijke adviezen te krijgen voor wie overweegt tot een melding over te gaan (vertrouwenspersoon of Brusselse ombudsman);
  • 5. de voorwaarden waaronder auteurs van meldingen worden beschermd tegen het inroepen van hun aansprakelijkheid in geval van een inbreuk op de vertrouwelijkheidsregels; zie artikelen 9 en 13 van het reglement.

Het reglement met betrekking tot de oprichting, organisatie en werking van het interne luik van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending

  • Reglement goedgekeurd door de Gemeenteraad in openbare vergadering van 15/10/2024.
  • Dit reglement werd bekendgemaakt door middel van een aanplakbrief van 05/11/2024 tot 19/11/2024 en ligt ter inzage bij de Dienst Secretarie van het gemeentebestuur van Sint-Lambrechts-Woluwe, Paul Hymanslaan 2, alle werkdagen van 8u.30 tot 12u. en van 13u.30 tot 15u. en tijdens de zomerdienst (juli en augustus) van 7u. tot 15u.
  • Beslissing van de toezichthoudende overheid : geen

ARTIKEL 1: DOELSTELLING

1§1. Onderhavig reglement implementeert richtlijn 2019/1937 van 23/10/2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (bekend als de klokkenluidersrichtlijn), die uiterlijk op 17/12/2021 door de lidstaten moest zijn omgezet.

1§2. De richtlijn organiseert 3 kanalen voor het melden van een integriteitsschending. In Brussel zijn deze kanalen voor lokale overheden:
– het externe kanaal: Catherine DE BRUECKER, Brusselse ombudsvrouw: benoemd tot Brusselse ombudsvrouw door het Brussels Parlement voor een mandaat van vijf jaar.
Gegevens van de Brusselse ombudsdienst:

  • klachten@ombuds.brussels
  • +32 2 549 67 00: Contacteer ons telefonisch op maandag en donderdag van 14.00 tot 17.00 uur, op dinsdag, woensdag en vrijdag van 9.00 tot 12.00 uur.
  • de kantoren zijn enkel toegankelijk na afspraak: Oud Korenhuis 1 te 1000 Brussel

– het intern kanaal (voorwerp van onderhavig reglement)
– openbaarmaking.

ARTIKEL 2: DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIEDEN

2§1. Onderhavig reglement verwijst naar de definities en toepassingsgebieden van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie houdende wijziging van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 (bekend als het GDO) met betrekking tot de Brusselse ombudsman en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van artikel 15, § 2 van de gezamenlijke decreten en ordonnanties van 16 mei 2019 betreffende de Brusselse ombudsman en neemt ze voor meer duidelijkheid gedeeltelijk over.

2.1 Openbaarmaking of openbaar maken:

Het mondeling of schriftelijk verstrekken van informatie over vermoede integriteitsschendingen. 2.2 Vermoedelijke integriteitsschending: Een handeling of nalatigheid die onrechtmatig is of die indruist tegen het doel of de finaliteit van om het even welke rechtsnorm, namelijk alle rechtstreeks toepasselijke Europese bepalingen evenals de wetten, ordonnanties, decreten, besluiten, omzendbrieven, verordeningen, interne regels en interne procedures die bindend zijn voor de Brusselse gemeenten en die een bedreiging voor of een schending van het algemeen belang vormt.

2.3 Melder:

Het personeelslid dat informatie meldt over vermoede integriteitsschendingen.

2.4 Personeelslid:

  • 1° werknemers en personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, met inbegrip van de vakbondsafgevaardigden;
  • 2° iedere persoon die werkt onder toezicht en leiding van aannemers, onderaannemers en leveranciers voor de gemeente, met inbegrip van de vakbondsafgevaardigden;
  • 3° auteurs van een melding, wanneer zij een integriteitsschending vermoeden via informatie verkregen binnen een inmiddels beëindigde werkrelatie of tijdens de aanwervingsprocedure of andere precontractuele onderhandelingen.

Worden gelijkgesteld met personeelsleden bedoeld in het vorige lid:

  • 1° zelfstandigen en
  • 2° aandeelhouders en personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een Brusselse gemeente, met inbegrip van niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden, alsook vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs.

2.5 Actoren die bevoegd zijn voor het ontvangen van meldingen:

De vertrouwenspersoon integriteit of de bevoegde interne auditdienst.

2.6 Actoren die bevoegd zijn voor het behandelen van de meldingen:

  • de interne auditdienst;
  • de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman voor de gemeenten die niet beschikken over een interne auditdienst.

2.7 Vertrouwenspersoon integriteit:

2.7.1 Een persoon per taalrol of een tweetalig persoon

In het kader van de interne component beschikt de gemeente over een vertrouwenspersoon integriteit per taalrol (tenzij hij of zij kennis van de tweede taal kan bewijzen), die een interne melding kan ontvangen.

De vertrouwenspersoon wordt intern benoemd volgende op een oproep tot kandidaturen. Bij gebrek aan een kandidaat, wordt een interne vergelijkende selectie georganiseerd in het kader van een wervingsprocedure in overeenstemming met de statuten.

2.7.2 Rechtstreeks verbonden aan de gemeentesecretaris

Wanneer hij optreedt als vertrouwenspersoon integriteit, is hij functioneel verbonden aan de hoogste hiërarchisch geplaatste leidinggevende van de gemeente waarbinnen deze persoon werkt. Deze laatste zorgt voor:

1° de zichtbaarheid van de functie van de vertrouwenspersonen integriteit, waarvan deze het bestaan, de identiteit, de beschikbaarheid, de toegankelijkheid en de opdracht op permanente basis kenbaar maakt aan haar personeel;

2° de autonome en efficiënte uitoefening van de functie van vertrouwenspersoon integriteit door:

  • 1. te zorgen voor bescherming tegen ongepaste inmenging of druk, direct of indirect, van welke persoon dan ook, met name om informatie te verkrijgen die verband houdt of kan houden met de uitvoering van zijn functie;
  • 2. te voorzien in de middelen die nodig zijn om zijn functie in volledige vertrouwelijkheid uit te voeren;
    – hem in staat te stellen de nodige tijd te besteden aan het uitoefenen van zijn functie;
    – hem in staat te stellen alle contacten te onderhouden die nodig zijn voor het uitoefenen van zijn functie;
    – hem in staat te stellen de vaardigheden en kennis te verwerven en/of te verbeteren die nodig zijn om zijn functie uit te oefenen.

3° de basisopleiding van de vertrouwenspersonen integriteit, waarvan de inhoud het voorwerp uitmaakt van een voorafgaand overleg met de bevoegde interne auditdienst, of indien dit niet kan, met de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman. De opleiding bevat ten minste een module met betrekking tot het rechtskader betreffende de rol van de vertrouwenspersoon integriteit en zijn status, alsook een module met betrekking tot de gesprekstechnieken.

2.7.3 Onafhankelijkheid

De hoogste hiërarchische meerdere mag de vertrouwenspersoon integriteit voor wie hij verantwoordelijk is geen opdrachten geven met betrekking tot de uitvoering van zijn taken en heeft geen toegang tot de individuele gegevens en dossiers die door de vertrouwenspersoon integriteit worden behandeld. Zijn rol is beperkt tot het organiseren van het beheer van de dienst.

2.7.4 Niet verenigbaar met de functie van gemeentesecretaris

Om te worden aangesteld in de functie van vertrouwenspersoon integriteit, moet het personeelslid beschikken over minstens drie jaar anciënniteit.

De functie van vertrouwenspersoon integriteit is niet verenigbaar met de functie van hoogste leidinggevende of mandataris.

De vertrouwenspersoon integriteit wordt aangesteld door de instantie die beschikt over de benoemingsbevoegdheid.

De vertrouwenspersoon integriteit volgt de basisopleiding bedoeld in artikel 21, § 3, 3° van het voormeld besluit binnen het jaar volgend op de datum van zijn aanstelling (dit is een opleiding waarvan de inhoud het voorwerp uitmaakt van een voorafgaand overleg met de bevoegde interne auditdienst, of indien dit niet kan, met de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman. De opleiding bevat ten minste een module met betrekking tot het rechtskader betref ende de rol van de vertrouwenspersoon integriteit en zijn status, alsook een module met betrekking tot de gesprekstechnieken).

De aanstelling van de vertrouwenspersoon integriteit eindigt van rechtswege in geval van onverenigbaarheid of indien de vertrouwenspersoon de basisopleiding niet heeft gevolgd binnen de voorgeschreven termijn. Indien de vertrouwenspersoon integriteit vraagt om zijn aanstelling te beëindigen is er in principe een overgangsperiode van zes maanden vereist. Deze kan in onderling overleg worden ingekort.

2.8 Interne auditdienst:

Een onafhankelijke en objectieve dienst die een organisatie redelijke zekerheid verschaft over de mate van controle over haar activiteiten, advies geeft over hoe deze te verbeteren, en helpt toegevoegde waarde te creëren, en die voldoet aan het Internationale Referentiekader van de Beroepspraktijken van de interne audit.

ARTIKEL 3: UITSLUITING

3§1. De volgende integriteitsschendingen zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van dit reglement:
1° pesterijen, geweld op het werk en ongewenst seksueel gedrag op het werk ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 04/08/1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
2° discriminatie, rechtstreekse of onrechtstreekse, op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof, levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, geslacht, zwangerschap, bevalling, moederschap, geslachtsverandering, nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming of sociale afkomst als bedoeld in artikel 4, 6° en 7°, van de ordonnantie van 04/09/2008 ter bevordering van diversiteit en ter bestrijding van discriminatie in het Brussels Gewestelijk openbaar ambt en als bedoeld in artikel 5, 2° en 3°, van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 09/07/2010 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling.

ARTIKEL 4: INFORMATIE

4§1. Het personeelslid dat overweegt een vermoedelijke integriteitsschending te melden, kan informatie en advies krijgen over de inhoud en toepassing van dit reglement van de vertrouwenspersoon integriteit die bevoegd is voor zijn instelling.

ARTIKEL 5: VERTROUWELIJKHEIDSGARANTIE

5§1.De interne actoren die bevoegd zijn voor de ontvangst van de meldingen ontvangen deze laatste via systemen die door hun ontwerp, uitvoering en beheer de vertrouwelijkheid van de volgende elementen in alle veiligheid beschermen:
1° de identiteit van de persoon die de melding doet;
2° de identiteit van de in het meldingsrapport vermelde derden;
3° informatie die de identiteit van de melder of van in het meldingsrapport vermelde derden kan onthullen.

5§2. De interne actoren die bevoegd zijn voor de ontvangst van de meldingen mogen de door hen verzamelde informatie in geen enkele fase van het meldingsproces aan geen enkele andere actor onthullen dan aan deze die bevoegd zijn voor het behandelen van de melding.

ARTIKEL 6: MOGELIJKHEDEN OM EEN INTEGRITEITSSCHENDING TE MELDEN

6§1. Elk personeelslid van de gemeente kan, op basis van een redelijk vermoeden, een vermoedelijke integriteitsschending melden aan de interne actoren die bevoegd zijn voor de ontvangst van de meldingen voor zijn instantie, tenzij het personeelslid gegronde redenen heeft om te vrezen dat:
1° binnen de in dit besluit voorgeschreven termijnen geen enkel gevolg zal gegeven worden aan de melding;
2° hij als gevolg van deze melding het risico loopt te worden onderworpen aan een disciplinaire straf of enige andere vorm van vergelding, met inbegrip van bedreigingen met vergelding en pogingen tot vergelding, zoals gedefinieerd in artikel 15/1, § 1 en § 2, van het gezamenlijk decreet en ordonnantie.

6§2. In ondergeschikte orde en in geval van gegronde vrees zoals beoogd in paragraaf 1, 1° en 2°, kan het personeelslid de vermoedelijke integriteitsschending melden aan de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman.

6§3. De melder en alle andere betrokken personen – met inbegrip van de actoren die bevoegd zijn voor de ontvangst en de verwerking van de meldingen – genieten bescherming tegen vergelding krachtens artikel 15/1, § 1, van het gezamenlijk decreet en ordonnantie.

6§4. De melding kan schriftelijk en/of mondeling en anoniem worden gedaan. De mondelinge melding kan de melding via telefoon omvatten, evenals via andere telecommunicatiekanalen.

6§5. Als de persoon die de melding heeft gedaan hierom vraagt, wordt er een persoonlijke ontmoeting georganiseerd met de actor die bevoegd is voor het ontvangen van de meldingen en die de melding daadwerkelijk heeft ontvangen. Zo er een bevoegde interne auditdienst bestaat, neemt een gedelegeerd lid van de interne auditdienst deel aan deze ontmoeting. Deze samenkomst moet binnen de 15 dagen na het verzoek plaatsvinden. Deze samenkomst wordt zo georganiseerd dat de identiteit van de persoon die de melding heeft gedaan en van elke derde partij die in de melding wordt genoemd, vertrouwelijk blijft.

6§6. Behalve in het geval van een anonieme melding, bewaart de voor de ontvangst van de meldingen bevoegde actor die de mondelinge melding ontvangt een schriftelijk bewijs van de melding. Hij geeft een kopie van het schriftelijke bewijs van de melding aan de persoon die de melding heeft gedaan, tezelfdertijd als de ontvangstbevestiging bedoeld in artikel 7§1.

6§7. De schriftelijke melding of het schriftelijke bewijs van de mondelinge melding bevat minstens de volgende elementen:
1° de datum van de melding;
2° de naam en de contactgegevens van de melder, behalve in het geval van een anonieme melding;
3° een beschrijving van de vermoedelijke integriteitsschending;
4° de datum waarop of de periode waarbinnen de vermoedelijke integriteitsschending heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of zal plaatsvinden;
5° de elementen op grond waarvan op basis van een redelijk vermoeden te goeder trouw kan worden aangenomen dat er sprake is van een integriteitsschending.

6§8. De schriftelijke melding of het schriftelijk bewijs van de mondelinge melding wordt ondertekend door de persoon die de melding deed, behalve in geval van een anonieme melding.

6§9. Zo een van de elementen genoemd in artikel 6§7 ontbreekt, vraagt de interne actor die bevoegd is voor ontvangst van de meldingen en die de melding effectief heeft ontvangen, aan de opsteller om dit aan te vullen binnen de termijn die hij bepaalt.

ARTIKEL 7: BEHANDELING VAN DE MELDING

7§1. De bevoegde interne actor voor het ontvangen van de meldingen, die de melding heeft ontvangen, bezorgt aan de melder een ontvangstbewijs binnen zeven dagen na de datum van de schriftelijke melding of van het bij de melding gevoegde bewijs van de mondelinge melding.

7§2. In geval van een anonieme melding wordt ook een ontvangstbewijs verstrekt via een van de beveiligde kanalen.

7§3. Elke melding wordt binnen zeven dagen na ontvangst van de melding door een van de interne actoren die verantwoordelijk zijn voor het ontvangen van meldingen, opgenomen in een register van vermoedelijke integriteitsschendingen door de vertrouwenspersonen integriteit of door de bevoegde interne auditdienst. De toegang tot het register is beschermd en beperkt tot de personen die bevoegd zijn voor de behandeling van de melding of de bescherming van de melder en tot de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman.

7§4. Behalve in geval van een anonieme melding nodigt de interne actor die bevoegd is voor de ontvangst van de meldingen en die de melding effectief heeft ontvangen, zo hij dat nodig acht, de melder uit voor een onderhoud om uitleg te geven bij de elementen van de vermoedelijke integriteitsschending die hij heeft gemeld en dit ten laatste de vijftiende dag volgend op het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 10, § 1.

7§5. Als er een bevoegde interne auditdienst bestaat, neemt een gedelegeerd lid van de interne auditdienst deel aan dit onderhoud. Deze toelichtingen kunnen op verzoek van de melder schriftelijk worden verstrekt binnen vijftien dagen na ontvangst van de uitnodiging voor het gesprek.

7§6. De interne actor die bevoegd is voor de ontvangst van de meldingen van vermoedelijke integriteitsschendingen, die de melding heeft opgenomen in het register geeft de melding door aan een van de actoren die bevoegd zijn voor de verwerking van de meldingen.

7§7. Zo er geen interne auditdienst bestaat, kan een protocol van samenwerking worden gesloten tussen een interne auditdienst en de gemeente.

ARTIKEL 8: ONTVANKELIJKHEIDSONDERZOEK VAN DE MELDING

8§1. De actor die bevoegd is voor de verwerking van de melding voert een voorafgaand ontvankelijkheidsonderzoek uit en stelt een schriftelijk en gemotiveerd advies op over het gevolg dat moet worden gegeven aan de melding, uiterlijk binnen de termijn van drie maanden volgend op de ontvangstbevestiging bedoeld in artikel 7§1. Aan de melding kan een van onderstaande gevolgen worden gegeven:
1° onontvankelijk verklaren: bij gebrek aan voldoende elementen om te spreken van een redelijk vermoeden van een integriteitsschending;
2° een intern onderzoek openen;
3° doorverwijzen naar de bevoegde dienst van de Brusselse ombudsman bij een vermoeden van een integriteitsschending:

  • a) onderzoeksmiddelen vereist die verder gaan dan die welke kunnen worden ingezet in het kader van een intern onderzoek;
  • b) mag niet het voorwerp uitmaken van een intern onderzoek gezien het risico op belangenconflicten voor de door de bevoegde interne auditdienst gemachtigde onderzoekers of op inmenging van het personeelslid of de personeelsleden die bij de gemelde feiten betrokken zijn.

8§2. De actor die bevoegd is voor de verwerking van meldingen deelt het in artikel 8§1 beoogde schriftelijke en gemotiveerde advies mee aan de melder, uiterlijk drie maanden na de in artikel 7§1 beoogde ontvangstbevestiging.

8§3 . De actor die bevoegd is voor de verwerking van meldingen stelt de hoogste hiërarchische verantwoordelijke van de betrokken instantie schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek of, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat hij of zij betrokken is bij de vermoedelijke schending van de integriteit, de bevoegde minister of staatssecretaris of het bevoegde beheersorgaan. De actor die bevoegd is voor de verwerking van meldingen mag geen informatie verstrekken die hiërarchische verantwoordelijken in staat stelt om direct of indirect de identiteit te achterhalen van de melder of van een derde die in het meldingsrapport wordt genoemd.

8§4. De actor die bevoegd is voor de verwerking van meldingen brengt ook de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman op de hoogte.

8§5. De actor die bevoegd is voor de verwerking van meldingen legt in het in artikel 7§3 beoogde register vast welke acties werden ondernomen naar aanleiding van de melding.

8§6. Op elk moment kan de melder contact opnemen met de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman indien deze persoon van mening is dat de behandeling van deze melding door de actor die bevoegd is voor de verwerking van meldingen, kan worden bemoeilijkt door een gebrek aan vertrouwelijkheid of garanties van onafhankelijkheid.

ARTIKEL 9: BESCHERMING TEGEN REPRESAILLES

9§1. Elke vorm van represailles tegen de in artikel 15/1, § 1 [2], bedoelde personen is verboden, met inbegrip van het dreigen met represailles en pogingen om represailles te nemen.
Onder represailles dient men te verstaan: elke directe of indirecte handeling of nalatigheid in een beroepscontext naar aanleiding van een interne of externe melding of openbaarmaking, waardoor de persoon die de melding doet ongerechtvaardigde schade lijdt of kan lijden, meer bepaald met inbegrip van met name:
1° schorsing, tijdelijke buitendienststelling, ontslag of soortgelijke maatregelen;
2° degradatie of weigering van bevordering;
3° overdracht van functies, verandering van werkplek, loonsverlaging, verandering van de werktijden;
4° opschorting van opleiding;
5° een negatieve prestatiebeoordeling of arbeidsreferentie;
6° opgelegde of toegepaste tuchtmaatregelen, berisping of andere sanctie, zoals een financiële sanctie;
7° dwang, intimidatie, pesterij of uitsluiting;
8° discriminatie, nadelige of onrechtvaardige behandeling;
9° niet-omzetting van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, in het geval de werknemer de gerechtvaardigde verwachting had dat hem een dienstverband voor onbepaalde duur zou worden aangeboden;
10° niet-verlenging of vroegtijdige beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst;
11° schade, met inbegrip van reputatieschade, met name op sociale media, of financieel verlies, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;
12° opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor een hele sector of bedrijfstak, waardoor de auteur van de melding geen werk meer kan vinden in die sector of bedrijfstak;
13° vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;
14° intrekking van een licentie of vergunning;
15° verwijzing naar een psychiatrische of medische behandeling.

9§2. Op voorwaarde dat de beschermde persoon aantoont dat hij een melding of een openbaarmaking heeft gedaan, ligt, indien maatregelen als bedoeld in paragraaf 1 worden genomen tegen een beschermde persoon, de bewijslast dat die maatregel of dreiging met een maatregel gebaseerd is op naar behoren gerechtvaardigde gronden en voortvloeit uit elementen die geen verband houden met het feit dat het personeelslid een veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld of betrokken is geweest bij het onderzoek ervan, bij de gemeente.

ARTIKEL 10: ONDERZOEKSOPDRACHT

10§1. De verantwoordelijke van de bevoegde interne auditdienst stelt een schriftelijke onderzoeksopdracht op betreffende de vermoedelijke integriteitsschending. Deze opdracht vermeldt minstens:
1° een beschrijving van de vermoedelijke integriteitsschending;
2° de naam van de betrokken instantie(s) waar het onderzoek zal worden gevoerd;
3° de naam, de taalrol en de contactgegevens van de onderzoekers die door de bevoegde interne auditdienst zijn gemachtigd, met inbegrip van de deskundigen die hen bijstaan;
4° de onderzoeksvragen. Het onderzoek wordt binnen de drie maanden volgend op de opening ervan afgesloten en kan met maximaal negen maanden worden verlengd om redenen die in het onderzoeksverslag naar behoren worden gemotiveerd.

10§2. Elke wijziging aan de onderzoeksopdracht wordt schriftelijk vastgelegd in een addendum.

10§3. De onderzoeksopdracht en eventuele addenda worden ondertekend en gedateerd door de verantwoordelijke van de bevoegde interne auditdienst.

10§4. Het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van het onderzoek, wordt schriftelijk in kennis gesteld van het onderzoek door de bevoegde interne auditdienst. Die kennisgeving bevat minstens:
1° een beschrijving van de vermoedelijke integriteitsschending die aanleiding geeft tot het onderzoek;
2° de mogelijkheid dat het onderzoek wordt uitgebreid tot feiten en omstandigheden die aan het licht kwamen en die nuttig kunnen zijn om de omvang, de aard en de ernst van de vermoede integriteitsschending te bepalen;
3° het recht van het personeelslid of gewezen personeelslid dat betrokken is bij het onderzoek om zich te laten bijstaan door een raadsman;
4° de naam, de taalrol en de contactgegevens van de onderzoekers die door de bevoegde interne auditdienst zijn gemachtigd;
5° het recht om in de loop van het onderzoek bijkomende onderzoekstaken te vragen.

ARTIKEL 11: BEVOEGDHEDEN VAN DE ONDERZOEKERS

11§1. De onderzoekers die zijn gemachtigd door de bevoegde interne auditdienst kunnen elke persoon die zij geschikt achten uitnodigen om een individuele verklaring af te leggen. Deze heeft het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat of een vakbondsvertegenwoordiger. Personeelsleden moeten positief reageren op deze uitnodiging.

11§2. De onderzoekers die door de bevoegde interne auditdienst zijn gemachtigd:
1° zorgen ervoor dat de personen die voor het onderzoek worden uitgenodigd, in alle vrijheid hun individuele verklaringen kunnen afleggen;
2° nemen de individuele verklaring af om objectieve informatie te verzamelen;
3° stellen een schriftelijk verslag op over elke individuele aangifte;
4° zorgen ervoor dat de betrokkene wordt geconfronteerd met de bevindingen van het onderzoek die op hem/haar betrekking hebben.

11§3. De uitgenodigde personen bezorgen de onderzoekers die door de bevoegde interne auditdienst zijn gemachtigd alle relevante en verhelderende informatie waarover zij in het kader van de onderzoeksopdracht beschikken.

11§4. Personen die een individuele verklaring afleggen, kunnen het schriftelijke verslag aanvullen en waar nodig opmerkingen maken.

11§5. Het schriftelijk verslag van de individuele aangifte wordt ondertekend en gedateerd door alle aanwezigen na de individuele verklaring. Als een uitgenodigde persoon of, desgevallend, zijn raadsman echter weigert te tekenen, dan wordt deze weigering in de schriftelijke notulen opgenomen. Elke bladzijde van het verslag wordt genummerd. Na het afleggen van de individuele verklaring ontvangt elke uitgenodigde persoon een ondertekend exemplaar van zijn individuele verklaring.

11§6. Op elk moment tijdens het onderzoek kan de melder op eigen initiatief of op verzoek, schriftelijk of mondeling, uitleg verschaffen over de gemelde vermoedelijke integriteitsschending.

11§7. Om het onderzoek af te sluiten stellen de onderzoekers die zijn gemachtigd door de bevoegde interne auditafdeling een verslag op met hun bevindingen, hun beoordelingen om de feiten te bepalen en/of bewijselementen aan te voeren en de maatregelen die zij aanbevelen om de vermoedelijke schending van de integriteit aan te pakken.

  • Indien de interne bevoegde auditdienst meent dat het verslag van het onderzoek voldoende elementen bevat om te besluiten dat de vermoedelijke integriteitsschending zich niet heeft voorgedaan, seponeert de dienst het onderzoek.
  • De bevoegde interne auditafdeling stuurt het schriftelijk rapport van het onderzoek door, zodat passende actie kan worden ondernomen:
    1° naar de hoogste leidinggevende of, indien er een redelijk vermoeden bestond dat de hoogste leidinggevende betrokken was bij de vermoedelijke integriteitsschending of wanneer de hoogste leidinggevende betrokken is bij de integriteitsschending, aan de bevoegde minister of staatssecretaris of het bevoegde bestuursorgaan;
    2° naar het Auditcomité;
    3° naar de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman.

11§8. De bevoegde interne auditdienst stelt de persoon die de zaak heeft gemeld en de personen die bij het onderzoek betrokken zijn, schriftelijk op de hoogte van het resultaat van het onderzoek.

11§9. Wanneer de bevoegde interne auditdienst in de loop van de meldingsprocedure van oordeel is dat hij over voldoende aanwijzingen beschikt om te kunnen concluderen dat hij kennis heeft gekregen van een misdrijf of een delict, stelt hij de procureur des Konings daarvan onverwijld in kennis overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. De bevoegde interne auditdienst brengt de bevoegde dienst bij de Brusselse ombudsman schriftelijk op de hoogte.

ARTIKEL 12: BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE MELDING

12§1. De gemeente die een melding ontvangt is verantwoordelijk voor de verwerkingen van de persoonsgegevens die zij uitvoert.

12§2. De identiteit van de melder en van elke derde vernoemd in de melding en alle informatie op basis waarvan rechtstreeks of onrechtstreeks hun identiteit kan worden afgeleid, mag enkel worden onthuld indien het gaat om een noodzakelijke en evenredige verplichting die is opgelegd door een bijzondere wetgeving in het kader van onderzoeken die worden gevoerd door de nationale overheid of in het kader van gerechtelijke procedures, meer bepaald met het oog op de bescherming van de rechten van de verdediging van de persoon die het voorwerp is van het onderzoek.

12§3. De bekendmakingen die gebeuren krachtens de afwijking voorzien in artikel 12§2 maken het voorwerp uit van adequate beschermingsmaatregelen krachtens de regels van de Europese Unie en de toepasselijke Belgische regels. Diegene die een melding heeft gedaan wordt op de hoogte gebracht vóór zijn identiteit wordt verspreid, tenzij het in kennis stellen de betrokken onderzoeken of gerechtelijke procedures kan schaden.
Bij het informeren van de melder zal de bevoegde interne auditdienst hem of haar een schriftelijke uitleg geven met de redenen voor de openbaarmaking van de betreffende vertrouwelijke gegevens.

12§4 . De bevoegde interne auditdienst die informatie ontvangt over integriteitsschendingen die zakengeheimen bevatten, mag deze zakengeheimen niet gebruiken of verspreiden voor doeleinden die verder gaan dan nodig is om een adequate opvolging te garanderen.

ARTIKEL 13: TUCHTMAATREGELEN

13§1. Overeenkomstig het arbeidsreglement, kan tegen een personeelslid een tuchtprocedure worden ingesteld indien vastgesteld wordt dat:
1° het personeelslid opzettelijk een melding van een vervalste en niet met de werkelijkheid strokende veronderstelde integriteitsschending heeft gedaan;
2° het personeelslid dat werd betrokken bij het onderzoek opzettelijk valse, niet met de realiteit strokende of onvolledige informatie ter beschikking van de onderzoekers heeft gesteld;
3° het personeelslid opzettelijk heeft gehandeld of beslissingen heeft genomen met als enig oogmerk een melding te belemmeren of het onderzoek te verhinderen, te bemoeilijken en/of te beëindigen of iemand daartoe aan te zetten;
4° het personeelslid heeft verzaakt aan zijn plicht om de vertrouwelijkheid van de identiteit van de auteur van de melding te vrijwaren;
5° het personeelslid een poging tot, bedreiging met of vorm van represailles heeft ondernomen tegen de auteur van de melding of een persoon beschermd overeenkomstig artikel 15/1, § 1, van het GDO;
6° het personeelslid onrechtmatige procedures heeft aangespannen tegen de auteur van de melding of een persoon beschermd overeenkomstig artikel 15/1, § 1, van het GDO.

13§2. Met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft de Brusselse overheidsinstantie, de leden van haar personeel, alsook elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die:

  • a) de melding belemmert of tracht te belemmeren;
  • b) represailles neemt tegen de in artikel 15/1, § 1, van het GDO bedoelde personen;
  • c) onrechtmatige procedures inleidt tegen de in artikel 15/1, § 1, van het GDO bedoelde personen;
  • d) inbreuk pleegt op de in artikel 15, § 5, van het GDO bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van de melders.

13§3. Onverminderd andere maatregelen waarin dit gezamenlijk decreet en ordonnantie of andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen voorzien, worden auteurs van meldingen overeenkomstig de artikelen 443 tot en met 450 van het Strafwetboek gestraft wanneer wordt vastgesteld dat zij bewust valse informatie hebben gemeld of openbaar hebben gemaakt.

13§4. Personen die schade lijden als gevolg van dergelijke meldingen of openbaarmakingen hebben overeenkomstig de contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid recht op schadevergoedingsmaatregelen.

ARTIKEL 14: INWERKINGTREDING

14§1. Onderhavig reglement treedt in werking op de dag volgend op de aanplakking.

De titel van deze beraadslaging zal worden vermeld op de lijst die naar dhr. Minister-President van het Brussels Gewest moet worden doorgestuurd en dit in toepassing van de ordonnantie van 14/05/1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Gewest en van de bijhorende besluiten en omzendbrieven.

———————-

[2] Art.15/1. § 1. (GDO : gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman)
De Brusselse ombudsman beschermt de volgende personen tegen represailles die voortvloeien uit de melding van een veronderstelde integriteitsschending of uit hun deelname aan het daarop volgend onderzoek: 1° de auteur van de melding; 2° de personen die een auteur van een melding bijstaan in het meldingsproces in een professionele context en wier bijstand vertrouwelijk zou moeten zijn; 3° derden die een band hebben met de auteurs van meldingen en die het slachtof er kunnen worden van represailles in een professionele context, zoals collega’s of verwanten van de auteurs van meldingen; 4° de juridische entiteiten die eigendom zijn van de auteurs van meldingen of waarvoor de auteurs van meldingen werken of waarmee de zij anderszins een band hebben in een professionele context.